Een aantal citaten van Herman Koch over schrijven en de do’s and don’ts van het schrijfproces.

Iedereen die schrijft weet hoe belangrijk het is om afstand van je eigen schrijfsels te kunnen nemen. Om met een ‘verse’ blik te kunnen kijken, de blik van de buitenstaander: van een lezer. Zelf probeer ik na een ochtend schrijven er niet meer aan te denken tot de volgende ochtend. Vergeet het! houd ik mezelf voortdurend voor, maar toch blijft er iets knagen in mijn hoofd.

– De ideale schoonzoon (2010), p. 102.

 

Ik werk voornamelijk thuis. Ooit heb ik een werkkamer buiten de deur geprobeerd, maar het bleek niks voor mij te zijn. ‘Thuis heb je te veel afleiding,’ zeggen de neurotische collega’s, maar ik heb die afleiding juist nodig. Als ik even niet meer weet hoe ik verder moet, wil ik me in mijn eigen huis kunnen vervelen en niet op de een of andere op een kantoor gelijkende ‘werkplek’. Soms haalt de rinkelende telefoon mij uit mijn concentratie, vaker helpt een kort gesprekje tussendoor mij om even afstand te nemen en mijn gedachten op een rij te zetten.

– De ideale schoonzoon (2010), p. 114.

 

Voor mij zijn boeken eigenlijk al af wanneer ik de eerste zin heb. Of beter gezegd: de eerste twee zinnen. In die eerste twee zinnen zit alles wat ik over het boek moet weten. Ik noem dit ook wel het DNA van het boek. Zolang elke volgende zin hetzelfde DNA bevat is er niets aan de hand.

Het is bij mij nooit zo dat ik een heel boek ‘in mijn hoofd’ heb wanneer ik eraan begin. Ook maak ik nooit schema’s. Integendeel, ik ga juist elke ochtend achter mijn bureau zitten en ben gewoon nieuwsgierig hoe het verder zal gaan. Net als de lezer. Zonder die nieuwsgierigheid zou ik ook niet verder kunnen.

(…) het voorgerecht kwam, het hoofdgerecht kwam – en opeens kwamen daar ook, vanuit het niets, de eerste twee zinnen, samen met de titel dit keer. (…) Ik heb een boek! fluisterde ik mezelf toe terwijl ik aan mijn dessert en koffie met cognac begon. Ik zag het hele boek in één keer voor me. Ik zag dat het uit zes delen zou bestaan, elk deel met een titel als op een menukaart: Aperitief, Voorgerecht, Hoofdgerecht, Nagerecht, Digestief, Fooi, Het diner, zou het boek gaan heten.

Ik hoefde de twee zinnen niet op te schrijven. Die hele verdere dag en nacht herhaalde ik ze in gedachten. Ze hielden me uit mijn slaap. Dat ze me uit mijn slaap hielden, was het bewijs dat het goede zinnen waren: dat ik er niets meer aan hoefde te veranderen. Ik hoefde alleen nog maar het boek te schrijven.

– De ideale schoonzoon (2010), p. 155-7.

 

Voor mijn eigen schrijven is het een voorwaarde dat ik in de loop van de dag vergeet wat ik in die ochtend geschreven heb. Om er de volgende dag weer fris tegenover te staan. Boeken die me ‘aan het denken zetten’ zijn wel de laatste waar ik in zo’n periode behoefte aan heb. Ernest Hemingway ging vissen. Of hij nam een paar whisky’s. Dit noemde hij ‘het herstellen van het ego’, het ego dat hij de volgende dag nodig had om weer vol zelfvertrouwen verder te werken aan zijn boek.

Zelf ga ik hardlopen. Of ik neem een biertje. Of ik verheug me op een voetbalwedstrijd op de tv. Of ik lees een thriller. Of een biografie. Het belangrijkste is dat ik nergens aan denk. Dat ik volledig opga in iets anders.

– De ideale schoonzoon (2010), p. 171

 

(…) Ook ik maak gebruik van plots. De ene keer wel, de andere keer niet. Maar wat ik van de plotloze boeken heb geleerd, is dat niet alles aan het eind netjes hoeft te worden afgerond. In mijn favoriete plot pleegt iemand een zinloze moord, maar wordt hij daar niet voor gestraft. In elke geval niet binnen de driehonderd pagina’s van het boek. Net als zo vaak in het leven zelf. Met andere woorden: ik vind de onopgeloste moord meestal interessanter dan de opgeloste.

Er zijn literaire recensenten die dit laatste moreel verwerpelijk vinden. Zij vergeten daarbij dat veel boeken uit de wereldliteratuur in hun eigen tijd als moreel verwerpelijk zijn weggezet. Zij werden verboden, of de schrijvers gingen de gevangenis in.

Mijn eigen literaire credo luidt als volgt: ‘Een schrijver moet de morele codes van zijn eigen tijd elke keer opnieuw op losse schroeven zetten. Anders zaten we vandaag nog met de morele codes van de middeleeuwen en over achthonderd jaar met die van nu. Hij heeft de vrijheid om daarbij gebruik te maken van een plot als hij dat nodig vindt, zonder dat deze plot wordt naverteld.’

– De ideale schoonzoon (2010), p. 155-7

 

Ik ben zo iemand die de dag met het bekende vaste ritueel begint. Om een uur of zeven, acht ben ik meestal wel wakker, dan eerst koffie en de krant. Daarna ga ik schrijven. Altijd anderhalf uur. En dan hou ik er weer mee op. Alles wat ik na die anderhalf uur opschrijf is minder, heb ik gemerkt. Ik maak korte, geconcentreerde spurts. Dat levert gemiddeld zo’n 1,5 tot 2 pagina’s per dag op en dus al snel rond de 500 pagina’s per jaar. Allemaal eerste versie natuurlijk.

“Die anderhalf uur schrijftijd is ook praktisch. Waar ik ook ben, het lukt altijd wel ergens even te kunnen schrijven. Het begin blijft wel altijd lastig. Vanochtend ook weer; ik begin dan met een kouwe start, uurtje of acht begon ik te tikken. Maar om negen uur had ik al twee pagina’s. Zonder dat ik mij ertoe verplicht. Ik zeg niet tegen mezelf: jij moet in dat uur twee pagina’s schrijven. Ja, ik heb ook wel eens geen zin. Natuurlijk. En een heel enkele keer besluit ik dat het beter is om die dag niets te doen – als het echt niet lukt. Maar toch probeer ik daar niet aan toe te geven. Je kan soms iets heel goeds schrijven als je met tegenzin bent begonnen.”

“De rest van de dag verloopt zoals die voor de meeste mensen verloopt, namelijk te snel. De dag vliegt voorbij. Ik ben een hardloper – dat vind ik niet echt leuk maar ik merk wel dat het goed voor me is – ik spreek af met vrienden en ik ga graag uit lunchen. Dat voelt als een soort spijbelen, dat lunchen, als gestolen tijd. En ik lees graag, ik heb altijd wel een stapel boeken klaar liggen voor in de avond. Al merk ik ‘s avonds na een drukke dag dat ik uiteindelijk vaak toch liever naar de Champions League kijk.”

– Interview in Trouw: “Zoals ik nu ben als schrijver, zo is het goed.” 24 maart 2017

 

Kom je wel eens vast te zitten? Wat doe je dan?
“Bij vastzitten is er voor mij maar één remedie: stoppen. En dan hopen dat je de volgende dag weet hoe je verder moet. Maar er zijn ook periodes waarin ik zo vastzit, dat ik besluit om het boek een paar weken het boek te laten, vergeten waar het over ging, en daarna met een frisse blik weer verder. Soms heb je gewoon even genoeg geschreven, dan moeten de ramen open of moet je naar buiten.”

Wanneer weet je dat je werk af is?
“Als ik het gevoel krijg dat het boek nog niet ‘volmaakt’ is, dat er nog losse draadjes, rondslingerende verhaallijnen en raadsels in zitten, zonder dat je de behoefte voelt om dit nog allemaal op te gaan lossen.”

– Interview op www.bladkant.nl: “Het schrijfproces van Herman Koch.” s.a.

 

Ik vind het belangrijk dat het een schrijver lukt om aan het alledaagse een draai te geven. Dat je als lezer denkt: zo heb ik het nog nooit bekeken. Dat doet er meer toe dan of de structuur klopt of dat de symbolen op hun plaats staan. En het ritme en de melodie van de zinnen moeten in orde zijn.

– Interview in Vrij Nederland: “Je maakt verbindingen die een ander niet heeft opgemerkt.”