Een veelvoorkomende maar niet vaak gecategoriseerde drogreden, is de volgende variant van iemand woorden in de mond leggen, een variant van de stropop. Technische naam: fallacia non causea ut causea, oftewel het dus-jij’tje, oftewel Konsequenzmacherei. Arthur Schopenhauer legt uit…

Men voegt aan de uitspraak van de tegenstander, vaak alleen maar stilzwijgend, een tweede uitspraak toe die door het subject of het predikaat met de uitspraak van de tegenstander verwant is. Uit deze twee premissen trekt men een onware, weerzinwekkende conclusie die men vervolgens de tegenstander ten laste legt. Voorbeeld: A spreekt zich er lovend over uit dat de Fransen Karel X verjaagd hebben. B antwoordt meteen: ‘U wilt dus, dat wij de koning verjagen.’ De door hem stilzwijgend als maiorpremisse toegevoegde uitspraak is: ‘Allen die hun koning verjagen, moeten geprezen worden.’

Arthur Schopenhauer – De kunst van het gelijk krijgen, p. 84.

Consequentiedrijverij. Men dwingt uit de stelling van de tegenstander door ongeldige gevolgtrekkingen en door verdraaiing van de begrippen uitspraken die er niet in liggen en helemaal niet de mening van de tegenstander zijn. Omdat het nu lijkt of uit zijn stelling uitspraken voortvloeien die of met zichzelf of met erkende waarheden in strijd zijn, geldt dit als een indirrecte weerlegging, apogoge: dit is opnieuw een toepassing van de fallacia non causea ut causea.

Arthur Schopenhauer – De kunst van het gelijk krijgen, p. 43.